Pijnbestrijding bij de hond 

 

 

 

Pijnbestrijding bij de hond 
Hoe ervaren honden pijn? Hoe uiten ze pijn? Wanneer moet pijn wel of niet worden bestreden? Over deze en verwante vragen doen uiteenlopende opvattingen de ronde. Daarnaast kun je vaststellen dat de inzichten de laatste jaren nogal veranderd zijn. Zo gold bijvoorbeeld tot voor kort in het algemeen de opvatting, dat medicijnen tegen pijn na een operatie niet verstandig waren. Tegenwoordig zien we dat anders. Om hier gestructureerd over na te kunnen denken, zouden we onderscheid kunnen maken tussen acute pijn, chronische pijn en pijn als gevolg van operatieve ingrepen. 

Acute pijn treedt op als u per ongeluk bij uw hond op z’n poot gaat staan, of erger - als het dier een poot breekt, of noem maar op welk trauma zich zou kunnen voordoen. De hond laat dit meestal luid en duidelijk merken: het dier blaft, schreeuwt of gilt en als u pech hebt bijt het in paniek. Aansluitend loopt het bijvoorbeeld kreupel, of trekt het zich terug al dan niet kermend. Uiteraard gaat het erom eerst de oorzaak van de pijn vast te stellen. Vaak kan de eigenaar dat zelf, soms is de hulp van de dierenarts nodig. Afhankelijk van de oorzaak is wel of geen behandeling nodig. Een lichte kneuzing zal meestal spontaan herstellen, en als het dier het betreffende lichaamsdeel ontziet, zal het met de pijn wel meevallen. Als de hond na een dag nog net zo mank loopt als de dag ervoor, is het zeker van belang na te gaan of er wellicht een serieus probleem over het hoofd is gezien. Ook moet dan opnieuw de vraag worden gesteld of pijnbestrijding nuttig is. Dit kan zinvol zijn, mits het herstel niet wordt belemmerd door bijvoorbeeld meer activiteit. 

Chronische pijn is een lastiger verhaal. Als voorbeeld kunnen we de oudere hond met arthrose, zeg gewrichtsslijtage, in gedachten nemen. Dit dier zal niet blaffen, kermen of piepen van de pijn. Daarom wordt dit type pijn vaak laat opgemerkt. Wat merkt een eigenaar dan wel? Vaak maar kleine gedragsveranderingen of houdingsveranderingen: de hond is rustiger, lijkt eerder moe, komt soms met moeite uit de mand of neemt meer tijd om te gaan liggen, loopt stram of stijf, vooral na rust, lijkt soms wel, soms niet kreupel, of maakt een smakkende mondbeweging. Met een goed lichamelijk onderzoek, soms aangevuld met bijvoorbeeld röntgenonderzoek, is het meestal mogelijk vast te stellen of en waar een dier pijn heeft. Soms blijft het voor eigenaar en dierenarts moeilijk vast te stellen of een hond nu wel of geen pijn heeft, want in dit opzicht zijn honden net mensen: de ene hond is veel extroverter in het uiten van pijn dan de ander. Daarbij zie je per ras trouwens ook duidelijk verschillen. Bij twijfel geven we wel eens een pijnstiller. Als de hond kort hierna fitter en levendiger toont, kun je ervan uitgaan, dat het dier pijn had. Afhankelijk van de oorzaak van de pijn wordt ook bij chronische pijn geregeld een pijnstiller geadviseerd. Bij de zojuist genoemde hond met artrose kan een pijnstiller de kwaliteit van het bestaan duidelijk verbeteren, naast andere maatregelen, zoals een energiebeperkt dieet bij overgewicht en aangepast bewegen. 

Aan pijnbestrijding bij operaties wordt eigenlijk pas sinds een jaar of vijf routinematig aandacht besteed. Voor die tijd werd pijn wel bestreden na bijvoorbeeld een orthopedische operatie, tegenwoordig is pijnstilling ook gebruikelijk bij andere ingrepen, zoals buikoperaties.